Ik heb op mijn stage plek een liedje geleerd voor in de herfst. De kinderen doen allemaal mee en als je een aantal bladeren in het midden legt, die de kinderen mogen pakken is dat het leukst.
ik ben een hele mooie boom,
en ik sta in het bos,
de wind waait door mijn takken,
de bladeren laten los.
hier kun je allemaal bewegingen bij maken en als je los zingt mogen alle kinderen de bladeren los laten.
inplaats van mooie boom kun je ook een gele, oranje, bruine, rode of groene boom doen. Maar je kunt ook een dikke, dunne, lange, liggende bomen doen. Ook kun je nog bomen doen met emoties zoals een hele vrolijke boom, een hele boze boom of een hele gekke boom.
maandag 22 oktober 2007
maandag 1 oktober 2007
Grenzen stellen
Grenzen stellen
Grenzen stellen betekent regels afspreken. Voor sommige kinderen (en volwassenen) is dat synoniem aan streng zijn. Maar deze ‘strengheid’ heeft niets te maken met onvriendelijkheid, maar alles met het geven van duidelijkheid. En daar zijn kinderen en opvoeders bij gebaat. Mag je dan helemaal niet verwennen? Natuurlijk wel. Maar ouders moeten er niet in doorschieten, want dan groeien kinderen niet op tot zelfstandige volwassenen die weten om te gaan met tegenslagen.
Tien voordelen van grenzen stellen
• Regels zijn niet bélastend, maar ontlastend
• Voorkomen steeds dezelfde discussie
• Het scheelt daardoor veel tijd
• Bevorderen de sfeer
• Bieden veiligheid
• Geven houvast
• Stimuleren het zelfvertrouwen
• Brengen een kind respect bij
• Leren rekening te houden met anderen
• Ervan afwijken wordt ervaren als een beloning
Hoe stel je grenzen?
1. Wees duidelijk tegen een kind. Leg uit waarom iets wel of niet mag, zodat het kind zich eerder bij de grens neerlegt en de volwassene zich beter realiseert waarom hij deze grens belangrijk vindt. Dit geeft de volwassene ook houvast om bij zijn standpunt te blijven en minder snel toe te geven.
2. Wees consequent in het begrenzen van gedrag. Belangrijk is dus te handelen wanneer de grens is bereikt, of net iets daarvoor. Probeer in ieder geval te vermijden dat de grens te laat of helemaal niet wordt gesteld. Een kind leert er niets van als het de ene keer wel met zijn vieze schoenen naar binnen mag en de volgende dag niet. Het weet dan niet waar het aan toe is. En kinderen zullen altijd naar grenzen zoeken.
3. Bied het kind veiligheid. Zo weten ze wat er wel of niet mag, hoe ver ze kunnen gaan. Als ouders consequent zijn, hoeven kinderen niet bang te zijn dat ze de volgende keer een uitbrander of klap krijgen als ze datgene doen wat ze altijd al deden.
4. Laat het kind zien wat het effect op de ander is van brutaal gedrag. Spiegel zijn gedrag: wat zou jij ervan vinden als ik je uitscheld voor ‘Dom varken’?
5. Bied alternatieven, maak duidelijk wat het een kind oplevert wanneer het meer gewenst gedrag laat zien. Straf niet alleen, vergroot gewenst gedrag ook uit en beloon het. Het kind zal dan gemotiveerder zijn andere manieren aan te leren en grenzen te accepteren.
6. Maak aangenaam gedrag aantrekkelijk. En wijs op ongewenst gedrag: als je je zo gedraagt vinden mensen je helemaal niet aardig.
Grenzen stellen betekent regels afspreken. Voor sommige kinderen (en volwassenen) is dat synoniem aan streng zijn. Maar deze ‘strengheid’ heeft niets te maken met onvriendelijkheid, maar alles met het geven van duidelijkheid. En daar zijn kinderen en opvoeders bij gebaat. Mag je dan helemaal niet verwennen? Natuurlijk wel. Maar ouders moeten er niet in doorschieten, want dan groeien kinderen niet op tot zelfstandige volwassenen die weten om te gaan met tegenslagen.
Tien voordelen van grenzen stellen
• Regels zijn niet bélastend, maar ontlastend
• Voorkomen steeds dezelfde discussie
• Het scheelt daardoor veel tijd
• Bevorderen de sfeer
• Bieden veiligheid
• Geven houvast
• Stimuleren het zelfvertrouwen
• Brengen een kind respect bij
• Leren rekening te houden met anderen
• Ervan afwijken wordt ervaren als een beloning
Hoe stel je grenzen?
1. Wees duidelijk tegen een kind. Leg uit waarom iets wel of niet mag, zodat het kind zich eerder bij de grens neerlegt en de volwassene zich beter realiseert waarom hij deze grens belangrijk vindt. Dit geeft de volwassene ook houvast om bij zijn standpunt te blijven en minder snel toe te geven.
2. Wees consequent in het begrenzen van gedrag. Belangrijk is dus te handelen wanneer de grens is bereikt, of net iets daarvoor. Probeer in ieder geval te vermijden dat de grens te laat of helemaal niet wordt gesteld. Een kind leert er niets van als het de ene keer wel met zijn vieze schoenen naar binnen mag en de volgende dag niet. Het weet dan niet waar het aan toe is. En kinderen zullen altijd naar grenzen zoeken.
3. Bied het kind veiligheid. Zo weten ze wat er wel of niet mag, hoe ver ze kunnen gaan. Als ouders consequent zijn, hoeven kinderen niet bang te zijn dat ze de volgende keer een uitbrander of klap krijgen als ze datgene doen wat ze altijd al deden.
4. Laat het kind zien wat het effect op de ander is van brutaal gedrag. Spiegel zijn gedrag: wat zou jij ervan vinden als ik je uitscheld voor ‘Dom varken’?
5. Bied alternatieven, maak duidelijk wat het een kind oplevert wanneer het meer gewenst gedrag laat zien. Straf niet alleen, vergroot gewenst gedrag ook uit en beloon het. Het kind zal dan gemotiveerder zijn andere manieren aan te leren en grenzen te accepteren.
6. Maak aangenaam gedrag aantrekkelijk. En wijs op ongewenst gedrag: als je je zo gedraagt vinden mensen je helemaal niet aardig.
Wennen..
Het wennen van de kinderen aan het kindercentrum:
Voor het eerst naar het kindercentrum is even 'wennen' voor heel wat ouders en kinderen. Ieder kind en iedere ouder reageert weer anders op de nieuwe omgeving. Sommige kinderen komen binnen, zien hun ouders niet meer en genieten volop. Andere kinderen zijn heel kort of heel lang verdrietig. Ook ouders reageren verschillend op het wennen. Zij kunnen het geen punt vinden en hun kind meteen met een gerust hart achterlaten. Ze kunnen ook wel huilend de deur uit gaan bij het afscheid nemen.
Het wennen, wat speelt een rol?
Eenkennigheid en de daarmee gepaard gaande scheidingsangst kunnen problemen bij het wennen in een kindercentrum geven. De eenkennigheidsfase van baby's begint zo ongeveer bij 6 à 7 maanden. Na die tijd kan het wennen een probleem worden. De eenkennigheidsfase is een ontwikkelingsfase van kinderen. Het kind gaat het verschil zien tussen de vaste verzorger een een vreemde. Bij het zien van een vreemde kan een kind gaan huilen, angstig worden en wegkruipen bij de vaste verzorg(st)er. Dit maakt het wennen natuurlijk niet gemakkelijk. Niet ieder kind heeft dit. Het beste is het wanneer het kind geplaatst wordt voordat de Zenkennigheidsfase begint. Het wennen van jonge baby's gaat vaak snel. Oudere kinderen hebben vaak wat meer tijd nodig. Het is bekend dat kinderen vanaf 8 maanden heftig reageren op scheiding van hun ouders en dat het niet ongewoon is dat kinderen 4 weken nodig hebben om zich helemaal vertrouwd te voelen in een kinderdagverblijf.
Ook bij peuters speelt eenkennigheid en angst voor scheiding van de vaste verzorg(st)ers een rol. Deze angst is meestal op te lossen. Aan peuters kun je vertellen dat de ouder weer terugkomt. Peuters hebben al een vast beeld gevormd van hun vaste verzorgers en daardoor meer basiszekerheid gevormd. Peuters zijn nauwelijks in staat hun gevoelens onder woorden de brengen. Hoe ze het wennen beleven moet je vaak afleiden uit hun gedrag. Het kind klampt zich bijvoorbeeld vast aan de ouder als deze weg wil gaan. Het kind gaat huilen bij het afscheid nemen en blijft daarna lange tijd verdrietig. Het kind durft de ruimte en het speelgoed niet te verkennen, is bang voor de andere kinderen.
Naast eenkennigheid spelen er nog meer factoren een rol bij wenproblemen. Het is belangrijk om per kind goed te bekijken wat er aan de hand is, en hoe je kunt helpen. Belangrijk is het ook om van de ouder te horen hoe het kind thuis heeft gereageerd. Was het moe of onrustig? Het is een samenspel van ouders, leidster en kind.
Sommige ouders hebben moeite om hun kind achter te laten in het dagverblijf of de peuterspeelzaal, omdat ze er zelf eigenlijk (nog) niet helemaal achter staan. Ze zijn er nog onzeker over en daardoor onvoldoende gemotiveerd. Dit voelen kinderen zeer goed aan.
Voor het eerst naar het kindercentrum is even 'wennen' voor heel wat ouders en kinderen. Ieder kind en iedere ouder reageert weer anders op de nieuwe omgeving. Sommige kinderen komen binnen, zien hun ouders niet meer en genieten volop. Andere kinderen zijn heel kort of heel lang verdrietig. Ook ouders reageren verschillend op het wennen. Zij kunnen het geen punt vinden en hun kind meteen met een gerust hart achterlaten. Ze kunnen ook wel huilend de deur uit gaan bij het afscheid nemen.
Het wennen, wat speelt een rol?
Eenkennigheid en de daarmee gepaard gaande scheidingsangst kunnen problemen bij het wennen in een kindercentrum geven. De eenkennigheidsfase van baby's begint zo ongeveer bij 6 à 7 maanden. Na die tijd kan het wennen een probleem worden. De eenkennigheidsfase is een ontwikkelingsfase van kinderen. Het kind gaat het verschil zien tussen de vaste verzorger een een vreemde. Bij het zien van een vreemde kan een kind gaan huilen, angstig worden en wegkruipen bij de vaste verzorg(st)er. Dit maakt het wennen natuurlijk niet gemakkelijk. Niet ieder kind heeft dit. Het beste is het wanneer het kind geplaatst wordt voordat de Zenkennigheidsfase begint. Het wennen van jonge baby's gaat vaak snel. Oudere kinderen hebben vaak wat meer tijd nodig. Het is bekend dat kinderen vanaf 8 maanden heftig reageren op scheiding van hun ouders en dat het niet ongewoon is dat kinderen 4 weken nodig hebben om zich helemaal vertrouwd te voelen in een kinderdagverblijf.
Ook bij peuters speelt eenkennigheid en angst voor scheiding van de vaste verzorg(st)ers een rol. Deze angst is meestal op te lossen. Aan peuters kun je vertellen dat de ouder weer terugkomt. Peuters hebben al een vast beeld gevormd van hun vaste verzorgers en daardoor meer basiszekerheid gevormd. Peuters zijn nauwelijks in staat hun gevoelens onder woorden de brengen. Hoe ze het wennen beleven moet je vaak afleiden uit hun gedrag. Het kind klampt zich bijvoorbeeld vast aan de ouder als deze weg wil gaan. Het kind gaat huilen bij het afscheid nemen en blijft daarna lange tijd verdrietig. Het kind durft de ruimte en het speelgoed niet te verkennen, is bang voor de andere kinderen.
Naast eenkennigheid spelen er nog meer factoren een rol bij wenproblemen. Het is belangrijk om per kind goed te bekijken wat er aan de hand is, en hoe je kunt helpen. Belangrijk is het ook om van de ouder te horen hoe het kind thuis heeft gereageerd. Was het moe of onrustig? Het is een samenspel van ouders, leidster en kind.
Sommige ouders hebben moeite om hun kind achter te laten in het dagverblijf of de peuterspeelzaal, omdat ze er zelf eigenlijk (nog) niet helemaal achter staan. Ze zijn er nog onzeker over en daardoor onvoldoende gemotiveerd. Dit voelen kinderen zeer goed aan.
Wat is éénkennigheid en hoe ga je er mee om?
Wat is éénkennigheid?
Eenkennigheid betekent angst voor vreemden. Eenkennigheid doet zich vooral in de tweede helft van het eerste levensjaar voor, meestal rond de 8 maanden. De meeste kinderen maken een fase door waarin zij eenkennig zijn en dus angstig zijn voor onbekende of minder bekende mensen. Dit is een fase in de ontwikkeling van het kind waarin het zich duidelijk gaat hechten aan de voor hem of haar meest belangrijke personen. Meestal zijn dat de ouders en soms een verzorger. Het kind weet bekende mensen en minder bekende mensen steeds beter van elkaar te onderscheiden. In deze periode is het kind vaak erg aanhankelijk en is het gericht op de voor hem meest vertrouwde personen. Het kind wordt erg angstig als deze vertrouwde personen bij hem vandaan gaan of als er vreemden in de buurt komen. De duur van deze periode verschilt sterk per kind en kan variëren van enkele dagen tot enkele maanden.
Hoe ga je met eenkennigheid om?
De angst kan verminderd worden door niet lijfelijk aanwezig te zijn als de baby in bed of in de box ligt, maar wel je stem te laten horen; dit biedt veiligheid je eigen bezigheden hebben in de buurt van de baby; het horen daarvan stelt hem gerust. Dring het kind niet op aan anderen; het verergert de angst kiekeboe of verstoppertje spelen, zodat het kind leert begrijpen dat de leidster of moeder ook weer terugkomt. Kijk hoe de ouders met deze angst van het kind omgaan. Maak samen met ouders/verzorgers en leidsters van het kinderdagverblijf een aanpakplan, nadat eerst is nagegaan hoe het kind thuis en op het kindercentrum is.
Eenkennigheid betekent angst voor vreemden. Eenkennigheid doet zich vooral in de tweede helft van het eerste levensjaar voor, meestal rond de 8 maanden. De meeste kinderen maken een fase door waarin zij eenkennig zijn en dus angstig zijn voor onbekende of minder bekende mensen. Dit is een fase in de ontwikkeling van het kind waarin het zich duidelijk gaat hechten aan de voor hem of haar meest belangrijke personen. Meestal zijn dat de ouders en soms een verzorger. Het kind weet bekende mensen en minder bekende mensen steeds beter van elkaar te onderscheiden. In deze periode is het kind vaak erg aanhankelijk en is het gericht op de voor hem meest vertrouwde personen. Het kind wordt erg angstig als deze vertrouwde personen bij hem vandaan gaan of als er vreemden in de buurt komen. De duur van deze periode verschilt sterk per kind en kan variëren van enkele dagen tot enkele maanden.
Hoe ga je met eenkennigheid om?
De angst kan verminderd worden door niet lijfelijk aanwezig te zijn als de baby in bed of in de box ligt, maar wel je stem te laten horen; dit biedt veiligheid je eigen bezigheden hebben in de buurt van de baby; het horen daarvan stelt hem gerust. Dring het kind niet op aan anderen; het verergert de angst kiekeboe of verstoppertje spelen, zodat het kind leert begrijpen dat de leidster of moeder ook weer terugkomt. Kijk hoe de ouders met deze angst van het kind omgaan. Maak samen met ouders/verzorgers en leidsters van het kinderdagverblijf een aanpakplan, nadat eerst is nagegaan hoe het kind thuis en op het kindercentrum is.
Abonneren op:
Posts (Atom)